Перевод: со всех языков на английский

с английского на все языки

С английского на:
Все языки
Со всех языков на:
Все языки
Английский
Нидерландский
Французский

van jacht

Толкование Перевод

1 jacht

jacht

I 〈 het〉

1 [zeilboot; motorjacht] yacht

II 〈de〉

1 [het jagen] hunting ⇒ 〈 op klein wild〉 shooting

2 [jachtpartij] hunt ⇒ 〈 op klein wild〉 shoot

3 [jachttijd] (open) season

4 [achtervolging] hunt ⇒ chase

5 [het nastreven] hunt ⇒ pursuit

6 [jachtterrein] hunt(ing ground) ⇒ 〈 voor klein wild〉 shooting ground

♦voorbeelden:

1   korte jacht • shooting

     lange jacht • coursing

     jacht maken op • hunt 〈 wild〉; shoot 〈 klein wild〉; hunt (for) 〈 persoon〉; pursue 〈 eer, rijkdom〉; 〈 van roofdier〉 hunt, prey on

     op jacht gaan • go (out) hunting; go (out) shooting 〈 klein wild〉; 〈 van roofdier〉 go hunting, prowl

2   een goede jacht hebben • have a good run

3   de jacht is open • the hunting season has opened; 〈 op vluchteling〉 the hunt is on

4   jacht maken op een man/een vrouw • be after a man/a woman

     jacht maken op oorlogsmisdadigers • hunt down war criminals

     de jacht met de camera • the great picture hunt

     op jacht zijn naar iets • be on the hunt for something

5   jacht naar roem • pursuit of fame

¶   〈 handel〉 de jacht op goud • the run on gold

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > jacht
2 jacht maken op

jacht maken op

hunt 〈 wild〉; shoot 〈 klein wild〉; hunt (for) 〈 persoon〉; pursue 〈 eer, rijkdom〉; 〈 van roofdier〉 hunt, prey on

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > jacht maken op
3 hij is een liefhebber van paarden/van de jacht

hij is een liefhebber van paarden/van de jacht

〈 paarden〉 he's a horse-lover; 〈 jacht〉 he's a hunting man

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > hij is een liefhebber van paarden/van de jacht
4 de jacht/visserij van een landgoed pachten

de jacht/visserij van een landgoed pachten

farm the hunting/fishing on an estate

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > de jacht/visserij van een landgoed pachten
5 op jacht gaan

op jacht gaan

go (out) hunting; go (out) shooting 〈 klein wild〉; 〈 van roofdier〉 go hunting, prowl

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > op jacht gaan
6 pachter

pachter, pachtster

1 leaseholder ⇒ lessee, 〈 van boerderij ook〉 tenant (farmer), 〈van jacht/visserij ook〉 game tenant, 〈 van belastingen〉 farmer, 〈 juridisch〉 termor, 〈 juridisch〉 termer

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > pachter
7 klopper

klopper

1 [persoon] knocker ⇒ 〈 tegen raam〉 window-tapper, 〈 van jacht〉 beater

2 [iets dat of waarmee men klopt] beater ⇒ 〈 van deur〉 knocker, 〈 mattenklopper〉 (carpet-)beater

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > klopper
8 spoor

spoor

I 〈de〉

1 [om een rijdier aan te drijven] spur

♦voorbeelden:

1   een paard de sporen geven • spur a horse

     〈 figuurlijk〉 zijn sporen verdiend hebben • have won one's spurs

II 〈 het〉

1 [afdruk in de grond] track ⇒ trail

2 [geluidsspoor] track

3 [blijk van vroegere aanwezigheid] trace

4 [kleine hoeveelheid van een bestanddeel] trace

5 [gebaande weg] track ⇒ trail

6 [spoorrails] track

7 [bedrijf van de spoorwegen] railway

8 [trein] rail

9 [spoorbreedte] gauge

♦voorbeelden:

1   het spoor bijster/kwijt zijn • 〈 figuurlijk〉 not be able to follow any more

     op het goede spoor zijn • be on the right track/trail

     een vers spoor • a new clue; 〈 jacht〉 a fresh scent

     〈 figuurlijk〉 de politie heeft een spoor gevonden • the police have found a clue

     sporen uitwissen • cover up one's tracks

     〈 jacht〉 het spoor vinden • pick up the scent/trail

     een spoor volgen • follow a trail

     iemand op het spoor komen • track someone down, trace someone

     iets op het spoor zijn • be on to something

     iemand op het spoor zijn • be on someone's track

2   een band met vier sporen • a four-track tape

3   sporen van geweld(pleging) • marks of violence

     diepe/zware sporen achterlaten • leave deep marks/scars/wounds

     geen spoor van … • no trace of …

5   op een dood spoor komen/raken • get into a blind alley

     〈 figuurlijk〉 iemand weer in het goede spoor brengen • put someone back on the right track

     〈 figuurlijk〉 van/uit het spoor raken • get off the track

6   op dood spoor • up a blind alley

     enkel/dubbel spoor • single/double track

7   aan/bij het spoor zijn/werken • be with/work for the railways

8   iets per spoor verzenden • send/ship something by rail/train

9   smal/normaal/breed spoor • narrow/standard/broad gauge

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > spoor
9 liefhebber

liefhebber, liefhebster

1 [iemand die veel van iets houdt] lover

2 [Algemeen Zuid-Nederlands] [amateur] dabbler ⇒ 〈 wielersport alleen〉 amateur

♦voorbeelden:

1   een liefhebber van chocola • a chocolate lover

     een liefhebber van opera • 〈 ook〉 an opera buff

     hij is een liefhebber van paarden/van de jacht • 〈 paarden〉 he's a horse-lover; 〈 jacht〉 he's a hunting man

     zijn er nog liefhebbers? • (are there) any takers?

     daar zullen wel liefhebbers voor zijn • there are sure to be candidates/ 〈 ook figuurlijk〉 customers for that

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > liefhebber
10 pakken

pakken

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [te voorschijn halen] get, take, fetch

2 [vastnemen] catch, grasp ⇒ grab, 〈 grijpen〉 seize

3 [betrappen] catch

4 [inpakken] pack ⇒ wrap up 〈 cadeautje〉

5 [gebruik maken van] take

6 [met betrekking tot drank] have

7 [bevangen zijn door] catch, get

8 [benadelen] get

9 [proppen] compress

10 [mishandelen] do (someone) over

♦voorbeelden:

1   even mijn agenda pakken • (just) let me get my diary

     een extra kopje pakken • fetch an extra cup

     schone lakens uit de kast pakken • get clean sheets from the cupboard

     een pen pakken • get a pen

     pak een stoel • grab a chair; 〈 informeel〉 take the load off your feet

2   een kind (eens lekker) pakken • 〈 knuffelen〉 hug/cuddle a child

     dan moet je mij pakken • (try and) catch me if you dare

     pak ze! • give it to them!; 〈 tegen hond〉 get them!

     hij pakte haar bij de arm • he grabbed her by the arm

     〈 figuurlijk〉 proberen iemand te pakken te krijgen • try to get hold of someone

     iets te pakken krijgen • lay one's hands on something

     〈 figuurlijk〉 iemand te pakken nemen • have a go at someone

     〈 figuurlijk〉 ik heb hem te pakken • 〈 telefoon〉 I've got him

     nou heb ik je te pakken • got you!/; 〈 informeel〉 gotcha; 〈 jacht〉 soho!

     de verkeerde te pakken hebben • get hold of the wrong person

     als ik hem te pakken krijg • if I catch him/lay hands on him

     pak me dan, als je kan! • catch me if you can!

     pak ze van je eigen leeftijd • tackle your own age

3   de daders zijn nooit gepakt • the offenders were never caught

4   zijn boeltje bij elkaar pakken • pack (one's bags)

7   een kou te pakken hebben • have a cold

     het lelijk te pakken hebben • 〈erg verkouden/ziek zijn〉 be in a bad way; 〈 erg verliefd zijn〉 be lovesick

8   de zwaksten/minima worden altijd gepakt • the weakest/minimum wage earners always get it

     mij pakken ze niet meer • they won't catch me again

     iemand op iets pakken • get someone on something

     aan alle kanten gepakt worden • get it on all sides

9   op elkaar gepakt in de bus staan • be squashed/packed together in the bus

10 〈 voetbal〉 iemand vies/smerig pakken • tackle someone viciously

     ze hebben me flink/goed te pakken gehad • 〈onder handen/bij de neus nemen〉 they really had me (there); 〈 bij de neus nemen ook〉 they really made me look silly

II 〈 onovergankelijk, overgankelijk werkwoord〉

1 [boeien] grip, hold, fetch

♦voorbeelden:

1   dat boek pakt van begin tot eind • that book grips you from first to last

     het betoog pakte de toehoorders • the speech held the audience

III 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [een contact bewerkstelligen] hold, grip 〈 anker, rem〉; bite 〈 sleutel, wiel〉; take 〈 verf〉

2 [zich laten samenvoegen] bind

3 [koffers inpakken] pack (up)

♦voorbeelden:

2   de sneeuw pakt • the snow is packing

3   we moeten nog pakken • we still have to pack/do the packing

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > pakken
11 drijver

drijver

1 [iemand die iets drijft] driver, drover 〈 van vee〉; beater 〈 jacht〉

2 [voorwerp dat drijft] float

♦voorbeelden:

2 drijvers van een watervliegtuig • floats of a seaplane

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > drijver
12 jagen

jagen

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [(wild) vervolgen] hunt; hunt for; 〈 met betrekking tot klein wild〉 shoot

2 [drijven] drive ⇒ 〈 in uitdrukkingen vaak〉 put, 〈 snel〉 race, 〈 snel〉 rush

3 [nalopen] chase

4 [dwingen tot snel(ler) gaan] drive (on) ⇒ rush

♦voorbeelden:

2   zijn geld erdoor jagen • go through one's money (fast)

     prijzen omhoog/omlaag jagen • drive prices up/down

     uiteen jagen • scatter

     zich een kogel door het hoofd jagen • put a bullet through one's head

     die wet werd door de Tweede Kamer gejaagd • the law was rushed through parliament

     iemand op kosten jagen • put someone to (great) expense

     van school jagen • expel from school

     voor zich uit jagen • drive before one

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [op jacht zijn] hunt ⇒ 〈 met geweer〉 shoot

2 [rusteloos streven] pursue

3 [snel gaan] race

♦voorbeelden:

1   op patrijs jagen • hunt partridge, go (out) partridge-shooting

2   naar roem jagen • pursue fame

     op effect jagen • be after effects

3   zijn pols jaagt • his pulse is racing

     de wolken joegen voorbij • the clouds scudded past

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > jagen
13 pachten

pachten

1 [huren] lease ⇒ rent

2 [met betrekking tot inningen/gebruiksrechten] farm

♦voorbeelden:

1 iets voor vijf jaar pachten • take something on lease for five years

2 de jacht/visserij van een landgoed pachten • farm the hunting/fishing on an estate

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > pachten
14 prooi

prooi

1 [buit] prey ⇒ 〈 jacht〉 quarry

2 [slachtoffer] prey ⇒ victim

♦voorbeelden:

2   het huis was een prooi van de vlammen • the house fell prey to the fire

     aan wanhoop ten prooi zijn • be prey to despair

     ten prooi vallen aan • become prey to

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > prooi
15 sluiten

sluiten

I 〈 overgankelijk werkwoord〉

1 [dichtmaken] shut ⇒ close, 〈 voorgoed〉 close down

2 [opbergen, wegsluiten] lock up/away

3 [buiten-/uitsluiten] lock out, close off

4 [plaatsen zonder tussenruimte] close

5 [aangaan] conclude ⇒ enter into

6 [beëindigen] close, conclude

7 [verbieden] close

8 [handel] [opmaken] close

♦voorbeelden:

1   de grenzen sluiten • close the frontiers

     het raam sluiten • shut/close the window

     de winkel/zaak sluiten • 〈 in het bijzonder voorgoed〉 close (the shop) down; 〈 ook 's avonds〉 shut up shop

2   elkaar in de armen sluiten • embrace

3   iemand buiten de deur sluiten • lock someone out

4   met gesloten hielen springen • jump with one's heels together

5   een verbond sluiten (met) • enter into an alliance (with)

     vrede sluiten • make peace; 〈 na ruzie〉 make up (with someone)

     vriendschap sluiten (met) • make friends (with)

6   de discussie is hiermee gesloten • the discussion is now closed

     de rij sluiten • bring up the rear

7   gesloten jacht • close season

8   de boeken sluiten • balance the books

II 〈 onovergankelijk werkwoord〉

1 [dichtgaan] shut ⇒ close

2 [aansluiten] close ⇒ fit

3 [goed geheel vormen] fit

4 [afsluiten] lock up

5 [ten einde lopen] close

6 [als einduitkomst hebben] balance

7 [gelijke eindcijfers aan debet- en creditzijde vertonen] balance

♦voorbeelden:

1   de armband sluit niet meer • the bracelet does not fasten any more

     dinsdagmiddag zijn alle winkels gesloten • it's early closing day on Tuesday

2   de delen sluiten precies in elkaar • the parts fit exactly

3   een sluitend argument • a sound argument

     die redenering sluit niet • that argument doesn't hold (water)

5   sluiten op … 〈 van aandelen〉 • close at …

6   de meeste banken sluiten met verlies • most banks have made losses

7   een sluitende begroting • a balanced budget

     de begroting sluitend maken • balance the budget

¶   〈 communicatiemedia〉 over en sluiten • over and out

III 〈wederkerend werkwoord; zich sluiten〉

1 [dicht gaan] close ⇒ shut

♦voorbeelden:

1   zich sluiten rond/om/over • close around

Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > sluiten

См. также в других словарях:

Bernard van Orley — Alleged portrait of Bernard van Orley by Albrecht Dürer. Birth name Bernard van Orley Born between 1487 and 1491 … Wikipedia
Arthur van Schendel — (March 15, 1874, Batavia, Dutch East Indies September 11 1946, Amsterdam) was a Dutch writer of novels and short stories. One of his best known works is Het fregatschip Johanna Maria . Prizes *1931 C.W. van der Hoogtprijs for Het fregatschip… … Wikipedia
Jef Nys — Jef Nys, de son vrai nom Jozef Nys (Berchem, 30 janvier 1927 20 octobre 2009), est un auteur de bande dessinée pour enfants belge d’expression néerlandaise et le père spirituel des héros Gil et Jo … Wikipédia en Français
Jommeke — is the name of a Flemish comic book series and of its main character. It deals with the adventures of Jommeke, a boy of about 11 years old and his friends. The creator of Jommeke is Jef Nys. NOTOC HistoryThe first appearance of Jommeke was on 30… … Wikipedia
Jacques L'Hermite — Jacques de Clerck (Jacques o Jacobo L Hermite) Nacimiento ca. 1582 Amberes Fallecimiento … Wikipedia Español
Amabi — was a traditional principality in West Timor in the currently East Nusa Tenggara province of Indonesia. From at least the seventeenth century to 1917, Amabi played a role in the rivalries between the Portuguese and Dutch colonials on Timor Island … Wikipedia
List of English words of Dutch origin — This is a list of words of Dutch language origin. However, note that this list does also include some words of which the etymology is uncertain, and that some may have been derived from Middle Low German equivalents instead or as well. Some of… … Wikipedia
Sonbai — (also spelt Sonnebay, Sonba i, or Sonbait) was an Indonesian princely dynasty that reigned over various parts of West Timor from at least the 17th century until the 1950s. It was known as the most prestigious princedom of the Atoni people of West … Wikipedia
Berlin 1936 — XI. Olympische Sommerspiele Teilnehmende Nationen 49 Teilnehmende Athleten 3961 (3633 Männer, 328 Frauen) Wettbewerbe … Deutsch Wikipedia
Dutch films of the 2000s — Cinema of the Netherlands List of Dutch films Pre 1910 1960s 1910s 1970s 1920s … Wikipedia
Liste De Films Néerlandais — Liste de films néerlandais, par ordre chronologique Sommaire 1 Avant 1950 2 1950 1959 3 1960 1969 4 1970 1979 … Wikipédia en Français

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

van jacht

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Словари и энциклопедии на Академике

Перевод: со всех языков на английский

van jacht

См. также в других словарях:

Поделиться ссылкой на выделенное

Прямая ссылка: